De provincie Utrecht heeft een lange periode alle activiteiten kunnen financieren uit eigen middelen. Het aantrekken van externe financiering was niet nodig. Dit beeld is in de begroting al enige jaren aan het verschuiven. Reserves worden ingezet om ambities te kunnen realiseren en een toename van de investeringen in de komende jaren. Dit heeft een effect op de financiering. De prognose is dat eind 2024 de vast schuld nog nihil is, gebaseerd op het beeld van het derde kwartaal 2024. In de tabel hierna wordt het verloop van vaste schuld weergegeven gebaseerd op de geprognosticeerde balans opgenomen in hoofdstuk 4.1.5. Het gaat hierbij om een prognose gebaseerd op de begrotingscijfers en investeringsplannen. Bij de berekening van de aflossing is uitgegaan van een gemiddelde looptijd van de aan te trekken leningen van 20 jaar met een jaarlijkse aflossing. Met deze uitgangspunten bedraagt de verwachte vaste schuld bedraagt eind 2025 € 129.000 oplopend eind 2028 € 294.000. In de berekening is rekening gehouden met de ontvangen Rijksgelden UPLG in 2024-2026.
(bedragen x € 1.000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Prognose verloop vaste schuld | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
Stand vaste schuld per 1 januari | - | - | 129.000 | 170.000 | 239.000 |
Bij (nieuw aan te trekken) | - | 132.000 | 48.000 | 79.000 | 68.000 |
Af (af te lossen) | - | 3.000 | 7.000 | 10.000 | 13.000 |
Stand vaste schuld per 31 december | - | 129.000 | 170.000 | 239.000 | 294.000 |
Bij de prognose van de vaste schuld moet wel een kanttekening gemaakt worden. Het al dan niet aantrekken van geld hangt af van het verloop van de kasstromen in de provincie en het verschil tussen inkomsten en uitgaven. De financieringsbehoefte van de provincie wordt bepaald door het verloop van verschillende kasstromen, met name het liquiditeitsverloop vanuit de exploitatie en de meerjarig investeringsplannen. Zo worden bijvoorbeeld in de praktijk projectsubsidies niet in één keer uitgekeerd en bij investeringen kunnen vertragingen optreden door procedures. Afhankelijk van de liquide positie van de provincie en de renteverwachtingen vindt afweging plaats voor het al dan niet aantrekken van geld en de manier van aantrekken (lang geld versus kort geld).